Daarna hoor ik zenuwachtig gedrentel richting de woonkamer en gaat het klapperen met de oren door, afgewisseld met fanatiek krabben aan het oor. Dan hoor ik wat paniekerig gepiep. Met mijn slaperige hoofd denk ik: dit klopt niet. Wat is er met het woefje aan de hand?
Een hysterisch blaffende hond
Dus spring ik uit bed om te kijken wat er scheelt. Zodra hij door heeft dat ik wakker ben begint hij hysterisch te blaffen. ‘Oh nee, de buren’ denk ik, het is rond 6 uur in de ochtend. Maar het is ook hét teken dat er echt iets niet in de haak is en dat ik hem moet helpen. Dus flap ik zijn rechter hangoor open. De ingang van zijn oor ziet er door het krabben en met zijn kop schudden rood en gezwollen uit. Goed in zijn oor kijken lukt niet, Roef blijft zijn kop bewegen en blaffen.
Terwijl ik probeer hem rustig te houden schiet ik als de wiederweerga in mijn kleren en lijn ik Roef aan. We moeten naar buiten, snel weg bij de slapende buren én op naar de 24-uurs spoedkliniek. Onderweg naar buiten grijp ik mijn tas en sleutels.
Een tik op de ruit
Op een doodstille Amsterdamse Ring rijden we richting de spoedkliniek. Roef op de achterbank. Die nu wat tot rust komt. Als ik over mijn schouder spiek ligt hij stil, met zijn kop lijdzaam op zijn voorpoten. Op het bedrijventerrein bij de kliniek zie ik een dierenambulance rijden. De auto parkeer ik bij de ingang van de kliniek, vlakbij een metrostation en – achteraf gezien – een daklozenopvang. Het is uitgestorven op straat.
Nu hij rustig is kruip ik eerst nog even bij Roef op de achterbank, om zijn oor te controleren. Maar ik schrik me al snel wild als er achter me op de ruit van de auto wordt geklopt. Als ik me omdraai zie ik een man staan die verontschuldigend achteruit springt als hij ziet dat ik er zo van schrik. Waarschijnlijk hoort hij bij de daklozenopvang en wilde hij wat geld vragen. Maar hij begrijpt het als ik zeg dat ik nu even geen tijd heb omdat ik met een zieke hond zit.
Horen we hier wel?
Bij de intercom meld ik me en we mogen naar binnen. De grote lobby ligt er verlaten bij. Na een paar minuten komt er iemand naar de receptie en ik leg het verhaal uit. Vertel van mijn vermoeden dat er een grasaar in zijn oor zit. De dierenambulance die ik zag rijden blijkt net 2 spoedgevallen te hebben binnengebracht waar ze mee bezig zijn. Maar als ik wil blijven wachten ben ik om 8.30 aan de beurt. En zo gebeurt het.
Roef ligt ondertussen heerlijk te slapen. Nou ja, zo lijkt het. De kalmerende rust om ons heen en de koele vloer doen hem goed. Heb ik niet overtrokken gereageerd? Horen we hier wel? Zou het wel om een grasaar gaan? Die vragen spoken door mijn hoofd. Maar het is zondag en mijn eigen dierenarts is dicht. En zijn reactie thuis, dan is er toch écht wat aan de hand? Toch?
De boosdoener? Een grasaar. Niet één maar twee
Om half 9 is Roef dus aan de beurt. En omdat het mei 2020 is en Corona ongrijpbaar door ons land beweegt mag ik niet mee naar binnen. De dokter komt wat later terug. Of Roef een roesje mag. Ze kunnen ‘de hoek’ niet om in zijn gezwollen oor. Ai, die arme ziel. Het roesje mag. Waarna de dokter al vrij snel terug is, een plastic zakje in haar hand. Met daarin de boosdoeners. Het zijn maar liefst 2 grasaren. Eentje boorde zelfs een gaatje in zijn trommelvlies. Arm, arm Roefje, niet gek dat hij vannacht hysterisch werd.
Als we bij de receptie afrekenen krijg ik het advies om zijn oor over een paar dagen nog even te laten controleren door de dierenarts. Tuurlijk! En Roef? Die heeft die dag al slapend zijn avontuur verwerkt.
Het gevaar van een grasaar
Moraal van dit verhaal? Blijven opletten met die rottige grasaren. En ik wéét dat het ondingen zijn. Hij heeft er al eens een in zijn poot gehad. Daarom hou ik ook de binnenkant van zijn lange harige oren kort met een tondeuse en probeer ik grasaren zoveel mogelijk te mijden. En luister daarnaast altijd naar je hond als hij je iets probeert te vertellen én doe er iets mee.
Hoe deze 2 grasaren in zijn oor terecht zijn gekomen? Misschien hebben die hun kans gezien toen hij heerlijk door het gemaaide gras rolde? Anders kan ik het niet verklaren. Dus tijdens ‘grasarentijd’ blijf ik zijn oren, vacht en tenen (waar ze ook makkelijk tussen kruipen) controleren na echt élke wandeling.